Hey! Kan iemand me helpen bij dit vraagstuk?
"Sana en Jolien gaan voor zes maanden reizen in Zuid-Amerika. Ze nemen een beetje cash geld mee. Sana neemt 200 euro meer mee dan Jolien en ze heeft enkel biljetten van 200 euro mee. Jolien daarentegen heeft enkel biljetten van 50 euro mee en daarom heeft ze 14 biljetten meer dan Sana mee. Hoeveel euro cash heeft Sana mee?"
Welke vergelijkingen moet ik hier opstellen?
Alvast bedankt!
Vraagstuk
Re: Vraagstuk
Noem:
S = geldbedrag van Sana
J = geldbedrag van Jolien
ns = aantal biljetten van Sana
nj = aantal biljetten van Jolien
Dit zijn de 4 onbekenden in dit probleem
Nu kan je de gegeven tekst in deze onbekende variabelen uitdrukken.
Dat geeft achtereenvolgens:
S = J + ....
ns × .... = S
nj × .... = J
nj - ns = ....
Kan je bovenstaande vergelijkingen aanvullen met de juiste getallen?
Kom je hiermee verder?
S = geldbedrag van Sana
J = geldbedrag van Jolien
ns = aantal biljetten van Sana
nj = aantal biljetten van Jolien
Dit zijn de 4 onbekenden in dit probleem
Nu kan je de gegeven tekst in deze onbekende variabelen uitdrukken.
Dat geeft achtereenvolgens:
S = J + ....
ns × .... = S
nj × .... = J
nj - ns = ....
Kan je bovenstaande vergelijkingen aanvullen met de juiste getallen?
Kom je hiermee verder?
-
- Nieuw lid
- Berichten: 3
- Lid geworden op: 19 apr 2023, 23:33
Re: Vraagstuk
Heel erg bedankt voor de hulp! Ik heb het vraagstuk kunnen oplossen.